Vertaling van dank u

Inhoud:

Nederlands
Engels
bedankt, dank u {spreekw.}
thanks 
thank you
danken, bedanken, dank betuigen, te danken hebben {ww.}
to thank 

ik dank

I thank
» meer vervoegingen van to thank

Hij zou u moeten danken.
He should thank you.
Ik kan hem niet genoeg bedanken.
I cannot thank him enough.
afdanken, afmonsteren, ontslaan {ww.}
to fire 
to give the sack
to ax
to retrench
to sack 
to dismiss
to discharge

ik dank af

I fire
» meer vervoegingen van to fire

Ze moesten driehonderd mannen ontslaan in de fabriek.
They had to fire 300 men at the factory.
afdanken {ww.}
to discard

ik dank af

I discard
» meer vervoegingen van to discard

danken, dankzeggen {ww.}
to pray

ik dank

I pray
» meer vervoegingen van to pray

bedanken, danken {ww.}
to thank
to give thanks

ik dank

I thank
» meer vervoegingen van to thank

Ik kan hem niet genoeg bedanken.
I can't thank him enough.
Allereerst wil ik u bedanken voor de gastvrijheid.
First of all, I would like to thank you for your hospitality.
danken {ww.}
to owe

ik dank

Wat ik ben, heb ik te danken aan mijn moeder.
All I am I owe to my mother.
Wat ik weet over moraal, heb ik te danken aan voetbal.
What I know about morals, I owe to soccer.
afdanken {ww.}
to throw off
to throw
to throw away
to shed
to shake off
to drop
to cast off
to cast

ik dank af

I throw
» meer vervoegingen van to throw



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Ik dank u.

I thank you.

Nee, dank u.

No, thank you.

Dank u, meneer.

Thank you, sir.

Nee, dank u.

No, thanks.

Dank u wel, dokter.

Thank you, Doctor.

Dank u voor uw moeite.

Thank you for your trouble.

Ik dank u voor uw vriendelijkheid.

I am grateful to you for your kindness.

Dank u, met mij gaat het goed.

Thanks, I'm fine.

Goed, dank u. En met u?

Fine, thank you. And you?

"Kan ik u helpen? '"Nee, dank u wel. Ik kijk gewoon rond."

"May I help you?" "No, thank you. I'm just looking."


Gerelateerd aan dank u

bedankt - danken - bedanken - dank betuigen - te danken hebben - afdanken - afmonsteren - ontslaan - dankzeggenbidden - uiten - toerekenen - wegdoen