Vertaling van denken

Inhoud:

Nederlands
Engels
denken {ww.}
to think 

wij denken
jullie denken
zij denken

we think
you think
they think
» meer vervoegingen van to think

Weinig mensen denken zo.
Few people think so.
De meeste mensen denken dat.
Most people think so.
denken {ww.}
to suspect
to surmise

wij denken
jullie denken
zij denken

we suspect
you suspect
they suspect
» meer vervoegingen van to suspect

denken, dunken {ww.}
to think
to cogitate
to cerebrate

wij denken
jullie denken
zij denken

we think
you think
they think
» meer vervoegingen van to think

Wat denken jullie van oorlog?
What do you think of war?
Ik kan niet anders denken.
I cannot think any other way.
vinden, denken, menen {ww.}
to think
to believe
to consider
to conceive

wij denken
jullie denken
zij denken

we think
you think
they think
» meer vervoegingen van to think

Ik kan niet aan alles denken.
I can't think of everything.
vermoeden, bevroeden, denken, geloven, menen {ww.}
to suspect
to surmise

wij denken
jullie denken
zij denken

we suspect
you suspect
they suspect
» meer vervoegingen van to suspect

Ze beloven ons gouden bergen, maar ik heb zo het vermoeden dat we op de vervulling van die beloften kunnen wachten tot de dag dat Pasen en Pinksteren op één dag vallen.
They promise us the moon, but I suspect we can wait for the fulfillment of those promises till hell freezes over.
bedenken, denken {ww.}
to think about
Ik moest Tom tijd om erover na te denken geven.
I had to give Tom time to think about it.
gedenken, denken {ww.}
to think of
to remember

wij denken
jullie denken
zij denken

we remember
you remember
they remember
» meer vervoegingen van to remember

Ik moet aan mijn kinderen denken.
I have to think of my children.
Wil iemand denken aan de kinderen!
Won't somebody please think of the children?!


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Weinig mensen denken zo.

Few people think so.

De meeste mensen denken dat.

Most people think so.

Wat denken jullie van oorlog?

What do you think of war?

Ik kan niet anders denken.

I cannot think any other way.

Ik kan niet aan alles denken.

I can't think of everything.

We denken dat hij eerlijk is.

We think that he's honest.

U doet me denken aan uw moeder.

You remind me of your mother.

Je doet me denken aan mijn moeder.

You remind me of my mother.

Ik moet aan mijn kinderen denken.

I have to think of my children.

We denken dat het ergste voorbij is.

We think we are over the worst.

Dat liedje doet me aan thuis denken.

That song reminds me of my home.

Wil iemand denken aan de kinderen!

Won't somebody please think of the children?!

Verwacht niet dat anderen voor jou denken.

Don't expect others to think for you!

Jouw ogen doen me denken aan sterren.

Your eyes remind me of stars.

We denken dat hij zal komen.

We think that he will come.


Gerelateerd aan denken

dunken - vinden - menen - vermoeden - bevroeden - geloven - bedenken - gedenkenwillen - occuperen - zijn - vinden - denken - verrichten