Vertaling van eigen

Inhoud:

Nederlands
Engels
eigen, huiselijk, vertrouwd {bn.}
domestic 
home 
eigen {bn.}
own 
personal 
proper 
very 
adherent, inherent, eigen {bn.}
characteristic
privé, persoonlijk, eigen, hoogstpersoonlijk {bn.}
personal


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Ieder zijn eigen passie.

To each his own passion.

Ieder zijn eigen ding.

To each his own.

Heb je een eigen kamer?

Do you have a room of your own?

Mayuko ontwierp haar eigen kleding.

Mayuko designed her own clothes.

U kunt uw eigen maken.

You can make your own.

Ze hadden een eigen cultuur.

They had a culture of their own.

Uw eigen bestek meenemen graag.

Please bring your own cutlery.

Ik wil mijn eigen kamer.

I want my own room.

Het was zijn eigen schuld.

It was his own fault.

Hij heeft een eigen huis.

He has a house of his own.

Zweden heeft zijn eigen taal.

Sweden has its own language.

Iedereen kan zijn eigen naam schrijven.

Anyone can write his own name.

Bemoei je met je eigen zaken!

Mind your own business!

Ze zal haar eigen manier hebben.

She will have her own way.

Je zou jouw eigen bedrijf kunnen starten.

You could start your own company.


Gerelateerd aan eigen

huiselijk - vertrouwd - adherent - inherent - privé - persoonlijk - hoogstpersoonlijkkarakteristiek