Vertaling van familiaar

Inhoud:

Nederlands
Engels
familiaar, gemeenzaam, vertrouwd, vertrouwelijk {bn.}
colloquial
familiar 
informal 
informeel, familiaar, familiair, gemeenzaam {bn.}
unceremonious
brutaal, astrant, familiaar, familiair, impertinent, onbeschaamd, vrijpostig, frank, onbescheiden {bn.}
bold


Gerelateerd aan familiaar

gemeenzaam - vertrouwd - vertrouwelijk - informeel - familiair - brutaal - astrant - impertinent - onbeschaamd - vrijpostig - frank - onbescheidenonbeleefd