Vertaling van fris
Inhoud:
Nederlands
Engels
hygiënisch, proper, rein, schoon, helder, fris, zindelijk, zuiver {bn.}
clean
frisdrank , fris {zn.}
soft drink
zelfbedacht, fris, oorspronkelijk, origineel, geestrijk {bn.}
fresh
new
novel
new
novel
frisjes, fris, koel {bn.}
chilly
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Engels
Het is fris vandaag.
It's cool today.
Het water in het meer is fris.
The water in the lake is cool.
Het was fris in de schaduw van de bomen.
It was cool in the shade of the trees.
Een kort middagdutje en hoplakee, ik ben weer fris als een hoentje.
A little nap and, just like that, I'm as fresh as a daisy.