Vertaling van fruit

Inhoud:

Nederlands
Engels
fruit [o], ooft, vruchten {zn.}
fruit 
Hij verkoopt fruit.
He sells fruit.
Ze zijn dol op fruit.
They are fond of fruit.
bakken, fruiten {ww.}
to fry 

ik fruit
jij fruit
hij/zij/het fruit

I fry
you fry
he/she/it fries
» meer vervoegingen van to fry

Het is buiten zo warm dat je een ei kunt bakken.
It's so hot outside, you could fry an egg.
boomgewas, ooft [o] (het ~), fruit [o] (het ~) {zn.}
edible fruit
fruiten {ww.}
to frizzle

ik fruit
jij fruit
hij/zij/het fruit

I frizzle
you frizzle
he/she/it frizzles
» meer vervoegingen van to frizzle



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Hij verkoopt fruit.

He sells fruit.

Ze zijn dol op fruit.

They are fond of fruit.

Dit fruit smaakt niet goed.

This fruit doesn't taste good.

Hij eet niets anders dan fruit.

He eats nothing other than fruit.

Naast wat fruit heeft hij niks gegeten.

Apart from some fruit, he hasn't eaten anything.

Wij hebben enkel rijp fruit verzameld.

We have collected only ripe fruit.

Vers fruit is goed voor je gezondheid.

Fresh fruit is good for your health.

Wat voor soort fruit wil je?

What kind of fruit do you want?

Mijn vader eet niet veel fruit.

My father does not eat much fruit.

We stopten het fruit en de groenten in zakken.

We bagged the fruits and vegetables.

Ik hou van fruit zoals druiven en perziken.

I like such fruits as grapes and peaches.

Ik wil goede groenten kweken, rijst, fruit enzovoort.

I want to grow good vegetables, rice, fruit and so on.


Gerelateerd aan fruit

ooft - vruchten - bakken - fruiten - boomgewasvoedsel - teelt - bakken