Vertaling van gebeurde
hij/zij/het gebeurde
he/she/it happened
» meer vervoegingen van to happen
hij/zij/het gebeurde
he/she/it performed
» meer vervoegingen van to perform
to take place
to pass off
to pass
to occur
to hap
to go on
to fall out
to come about
hij/zij/het gebeurde
he/she/it happened
» meer vervoegingen van to happen
to betide
to bechance
hij/zij/het gebeurde
he/she/it befell
» meer vervoegingen van to befall
Voorbeelden in zinsverband
Plotseling gebeurde er iets onverwachts.
Suddenly, something unexpected happened.
Het gebeurde tussen acht en tien uur.
It happened between eight and ten.
Ik had niet gewild dat dit gebeurde.
I didn't want this to happen.
Het ongeval gebeurde twee uur geleden.
The accident happened two hours ago.
Dat ongeluk gebeurde vlakbij zijn huis.
That accident happened near his house.
Toen de grote aardbeving gebeurde, was ik pas tien jaar.
When the big earthquake occurred, I was just ten.
Er waren vier mensen in de auto wanneer het ongeval gebeurde.
Four people were in the car when the accident happened.