Vertaling van geleerd
ik heb geleerd
jij hebt geleerd
hij/zij/het heeft geleerd
I have taught
you have taught
he/she/it has taught
» meer vervoegingen van to teach
ik heb geleerd
jij hebt geleerd
hij/zij/het heeft geleerd
I have taught
you have taught
he/she/it has taught
» meer vervoegingen van to teach
ik heb geleerd
jij hebt geleerd
hij/zij/het heeft geleerd
I have learnt; learned
you have learnt; learned
he/she/it has learnt; learned
» meer vervoegingen van to learn
learned
to gelatinise
ik ben geleerd
jij bent geleerd
hij/zij/het is geleerd
I have gelatinized
you have gelatinized
he/she/it has gelatinized
» meer vervoegingen van to gelatinize
to larn
to acquire
ik heb geleerd
jij hebt geleerd
hij/zij/het heeft geleerd
I have learnt; learned
you have learnt; learned
he/she/it has learnt; learned
» meer vervoegingen van to learn
to teach
to instruct
ik heb geleerd
jij hebt geleerd
hij/zij/het heeft geleerd
I have learnt; learned
you have learnt; learned
he/she/it has learnt; learned
» meer vervoegingen van to learn
Voorbeelden in zinsverband
Ik heb niets geleerd.
I didn't learn anything.
Hij is heel geleerd.
He is very learned.
Hij die denkt genoeg te hebben geleerd, heeft niets geleerd.
He who thinks he has learned enough has learned nothing.
Jong geleerd is oud gedaan.
What is learned in the cradle is carried to the tomb.
Mij is iets anders geleerd.
I was taught something different.
Waar heb je dat geleerd?
Where did you learn that?
Wie heeft hen tafelmanieren geleerd?
Who taught them table manners?
Waar heeft u Italiaans geleerd?
Where did you pick up your Italian?
Ik heb veel van je geleerd.
I learned a lot from you.
Ik heb dit weekend veel geleerd.
I learned a lot this weekend.
Ik heb geleerd als Tom te denken.
I've learned to think like Tom thinks.
Ik heb geleerd te leven zonder haar.
I learned to live without her.
Ik heb veel geleerd uit zijn boeken.
I learned a lot from his books.
In de tussentijd hebben wij van onze fouten geleerd.
In the meantime, we learnt from our mistakes.
Ik heb heel hard geleerd om het examen te halen.
I studied really hard in order to pass the exam.