Vertaling van gericht

Inhoud:

Nederlands
Engels
vonnis [o], gericht, judicium, oordeel {zn.}
finding 
judgement 
gericht {zn.}
law practice
besturen, dirigeren, mennen, richten, sturen {ww.}
to drive 
to refer
to lead 
to head 
to conduct 
to steer 
to manage 
to guide 
to direct 

ik heb gericht
jij hebt gericht
hij/zij/het heeft gericht

I have driven
you have driven
he/she/it has driven
» meer vervoegingen van to drive

Heeft uw oom u zijn auto laten besturen?
Did your uncle let you drive his car?
Ge kunt niet te oplettend zijn bij het besturen van een auto.
You cannot be too careful when you drive a car.
accommoderen, schikken, aanpassen, richten, assimileren, plooien, voegen, zich aanpassen, zich schikken {ww.}
to adapt oneself
to adapt 
to accommodate oneself
to adjust
to conform

ik heb gericht
jij hebt gericht
hij/zij/het heeft gericht

I have adapted
you have adapted
he/she/it has adapted
» meer vervoegingen van to adapt

efficiënt, doelgericht, doelmatig, praktisch, gericht, functioneel {bn.}
addressed
rechtspraak [m] (de ~), berechting [v] (de ~), judicatuur, justitie, recht, gericht [o] (het ~) {zn.}
law practice
richten, mikken {ww.}
to level
to point
to charge

ik heb gericht
jij hebt gericht
hij/zij/het heeft gericht

I have leveled; levelled
you have leveled; levelled
he/she/it has leveled; levelled
» meer vervoegingen van to level

richten {ww.}
to rivet
to pore
to focus
to concentrate
to centre
to center

ik heb gericht
jij hebt gericht
hij/zij/het heeft gericht

I have riveted
you have riveted
he/she/it has riveted
» meer vervoegingen van to rivet

wenden, bepalen, keren, richten, vervoegen {ww.}
to turn to
to address

ik heb gericht
jij hebt gericht
hij/zij/het heeft gericht

I have addressed
you have addressed
he/she/it has addressed
» meer vervoegingen van to address

richten {ww.}
to target
to point
to direct
to place
to aim

ik heb gericht
jij hebt gericht
hij/zij/het heeft gericht

I have targeted
you have targeted
he/she/it has targeted
» meer vervoegingen van to target

richten {ww.}
to address
to direct

ik heb gericht
jij hebt gericht
hij/zij/het heeft gericht

I have addressed
you have addressed
he/she/it has addressed
» meer vervoegingen van to address