Vertaling van half

Inhoud:

Nederlands
Engels
half {bn.}
half
gedeeltelijk, half, voor de helft {bw.}
half
half, partieel {bn.}
discriminatory
prejudiced
half, tweede {bn.}
center
halfway
middle
midway
onvolledig, half, incompleet, lacuneus, onvolkomen {bn.}
blemished
flawed


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Half vergeten muziek danste door zijn gedachten.

Half-forgotten music danced through his mind.

Het is tien voor half elf.

It is twenty minutes past ten.

De school begint om half negen.

School begins at 8:30 a.m.

We hebben een half dozijn eieren.

We have a half-dozen eggs.

We hebben een reservering om half zeven.

We have a reservation for six-thirty.

De school begint om half negen.

School begins at half past eight.

De school begint om half negen.

School begins at eight-thirty.

Onze trein vertrekt om half negen.

Our train leaves at eight-thirty.

Het vliegtuig vertrok om half drie.

The plane took off at 2:30.

"Hoe laat is het?" "Het is half elf."

"What time is it?" "It is ten-thirty."

Tom heeft om half drie een afspraak bij de tandarts.

Tom has a dentist appointment at 2:30.

Hij kwam een half uur te laat opdagen.

He turned up half an hour late.

Beter een half ei dan een lege dop.

Half a loaf is better than none.

Ik heb niet veel gegeten, maar ik ben wel vijf kilo aangekomen binnen een half jaar.

I haven't eaten very much but have gained as much as five kilos in a half year.

Hij begon zijn maaltijd met het drinken van een half glas bier.

He began his meal by drinking half a glass of ale.


Gerelateerd aan half

gedeeltelijk - voor de helft - partieel - tweede - onvolledig - incompleet - lacuneus - onvolkomenonvolledig - half