Vertaling van half
prejudiced
halfway
middle
midway
flawed
Voorbeelden in zinsverband
Half vergeten muziek danste door zijn gedachten.
Half-forgotten music danced through his mind.
Het is tien voor half elf.
It is twenty minutes past ten.
De school begint om half negen.
School begins at 8:30 a.m.
We hebben een half dozijn eieren.
We have a half-dozen eggs.
We hebben een reservering om half zeven.
We have a reservation for six-thirty.
De school begint om half negen.
School begins at half past eight.
De school begint om half negen.
School begins at eight-thirty.
Onze trein vertrekt om half negen.
Our train leaves at eight-thirty.
Het vliegtuig vertrok om half drie.
The plane took off at 2:30.
"Hoe laat is het?" "Het is half elf."
"What time is it?" "It is ten-thirty."
Tom heeft om half drie een afspraak bij de tandarts.
Tom has a dentist appointment at 2:30.
Hij kwam een half uur te laat opdagen.
He turned up half an hour late.
Beter een half ei dan een lege dop.
Half a loaf is better than none.
Ik heb niet veel gegeten, maar ik ben wel vijf kilo aangekomen binnen een half jaar.
I haven't eaten very much but have gained as much as five kilos in a half year.
Hij begon zijn maaltijd met het drinken van een half glas bier.
He began his meal by drinking half a glass of ale.