Vertaling van hinder

Inhoud:

Nederlands
Engels
benardheid [v], penarie [v], verlegenheid [v], hinder, knelpunt {zn.}
straits
predicament
difficulty 
perplexity 
embarrassment 
abashment
hindernis [v], gemaal, gezeur, hinder, hinderpaal {zn.}
inconvenience 
impediment 
bother
encumbrance
annoyance
stoornis [v], storing [v], verstoring [v], gêne, hinder, last, overlast {zn.}
irritant
inconvenience 
hassle
bother
annoyance
trouble 
belemmeren, hinderen, storen, verstoren {ww.}
to hinder 
to disturb
to bother
to baffle 
to hamper
to inconvenience 
to irritate 
to hassle
to encumber
to annoy 
to trouble 

ik hinder

I hinder
» meer vervoegingen van to hinder

Niet storen.
Do not disturb.
Niets zal haar studie hinderen.
Nothing will hinder her study.
hinderen, derangeren, deren {ww.}
to hinder
to impede

ik hinder

I hinder
» meer vervoegingen van to hinder



Gerelateerd aan hinder

benardheid - penarie - verlegenheid - knelpunt - hindernis - gemaal - gezeur - hinderpaal - stoornis - storing - verstoring - gêne - last - overlast - belemmerenbelemmeren