Vertaling van hoe gaat het

Inhoud:

Nederlands
Engels
aangaan, denderen, rommelen, rumoeren, te keer gaan, leven maken, lawaai maken {ww.}
to make a noise
achteruitgaan, mislukken, tegenlopen, vervallen {ww.}
to decline 
to recede
to fail 

jij gaat achteruit
hij/zij/het gaat achteruit

you decline
he/she/it declines
» meer vervoegingen van to decline

achteruitgaan, verslechteren {ww.}
to decline 
to fall off
to go back

jij gaat achteruit
hij/zij/het gaat achteruit

you decline
he/she/it declines
» meer vervoegingen van to decline

achteruitgaan {ww.}
to go back
to go backwards

jij gaat achteruit

achternagaan, opvolgen {ww.}
to run after
to stalk 

jij gaat achterna

aangaan, afsluiten, contracteren {ww.}
to make a contract
to enter into a contract

jij gaat aan

helen, dichtgaan, toegroeien {ww.}
to cicatrize

hij/zij/het gaat dicht

he/she/it cicatrizes
» meer vervoegingen van to cicatrize

doorgaan, verder gaan met, vervolgen, voortgaan, voortzetten {ww.}
to continue 
to go on
to proceed with
to maintain 
to sustain 

jij gaat door
hij/zij/het gaat door

you continue
he/she/it continues
» meer vervoegingen van to continue

gelden, heten, doorgaan, zich aanstellen {ww.}
to attitudinize
to pose
to put on airs
to feign
to affect
to dissemble
to pretend
to sham

jij gaat door
hij/zij/het gaat door

you attitudinize
he/she/it attitudinizes
» meer vervoegingen van to attitudinize

afgaan, bezoeken, opzoeken {ww.}
to attend 
to call on
to see 
to visit 

jij gaat af
hij/zij/het gaat af

you attend
he/she/it attends
» meer vervoegingen van to attend

achteruitgaan {ww.}
to decline 
to recede

jij gaat achteruit
hij/zij/het gaat achteruit

you decline
he/she/it declines
» meer vervoegingen van to decline

achteruitgaan, terrein verliezen, teruglopen, verlopen {ww.}
to fall back
to regress
to retrogress

jij gaat achteruit
hij/zij/het gaat achteruit

you regress
he/she/it regresses
» meer vervoegingen van to regress

aanflitsen, aanfloepen, aangaan, ontbranden {ww.}
to catch fire
to light 
to ignite
to take fire
to flash on
to burn 

jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan

you light
he/she/it lights
» meer vervoegingen van to light

aangaan, aanbelangen, betreffen, verkeren, zich verhouden {ww.}
to concern
to relate 
to pertain
to refer
to affect
to apply 

jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan

you concern
he/she/it concerns
» meer vervoegingen van to concern

doodgaan, overlijden, sterven, verscheiden, versmachten {ww.}
to die 
to expire 
to pass away

jij gaat dood
hij/zij/het gaat dood

you die
he/she/it dies
» meer vervoegingen van to die

afgaan {ww.}
to go off

jij gaat af

aangaan, formeren, vormen {ww.}
to form 
to mould
to frame 
to fashion 
to configure
to shape 

jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan

you form
he/she/it forms
» meer vervoegingen van to form

Democratie is de slechtste regeringsvorm, met uitzondering van alle andere vormen die zijn uitgeprobeerd.
Democracy is the worst form of government, except all the others that have been tried.
afgaan, vertrekken, weggaan, zich verwijderen {ww.}
to leave 
to absent onself from
to depart 
to go away
to absent onself

jij gaat af
hij/zij/het gaat af

you leave
he/she/it leaves
» meer vervoegingen van to leave

Laten we weggaan.
Let's leave.
Ik wil weggaan.
I want to leave.
doorgaan, verdergaan {ww.}
to pass on
aangaan, betreffen, gelden, raken {ww.}
to involve
to pertain
to concern

jij gaat aan
hij/zij/het gaat aan

you involve
he/she/it involves
» meer vervoegingen van to involve

binnengaan, binnenlopen, ingaan {ww.}
to enter 
to go in

jij gaat binnen
hij/zij/het gaat binnen

you enter
he/she/it enters
» meer vervoegingen van to enter

Laat ons binnengaan.
Let's go in.
Ik zag hem de kamer binnengaan.
I saw him enter the room.
dichtgaan, sluiten, toegaan, toegroeien, toevallen, zich sluiten {ww.}
to close 
to adjourn 

hij/zij/het gaat dicht

he/she/it closes
» meer vervoegingen van to close

We hoorden de deur dichtgaan.
We heard the door close.
Wilt ge zo goed zijn het venster te sluiten?
would you be so kind to close the window?
afleggen, aflopen, doorgaan, gaan door {ww.}
to go through
to pass through
to cover

jij gaat door
hij/zij/het gaat door

you cover
he/she/it covers
» meer vervoegingen van to cover



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Hoe gaat het ermee?

How are things?

Hoe gaat het?

How are you doing?

Hoi, hoe gaat het?

Hello, how are you?

Hallo John! Hoe gaat het?

Hello, John! How are you?

Hoi Mimi! Hoe gaat het?

Hey, Mimi! How's it going?

Hoi Mimi! Hoe gaat het?

Hello Mimi! How are you?

Hoi Mimi! Hoe gaat het?

Hi, Mimi! How are you doing?

Hoe gaat het met iedereen?

How is everyone?

Hoe gaat het met jullie moeder?

How's your mother?

Hoe gaat het met mijn vrouw?

How's my wife doing?

Hoe gaat het met je broer?

How's your brother?

Hoe gaat het met je jongere zus?

How's your little sister?

Hoe gaat het met de familie?

How is the family?

Hallo John, hoe gaat het met je?

Hey John, how's it going?

Hey, hoe gaat het met je?

Hi, how are you?