Vertaling van home
Inhoud:
Nederlands
Engels
thuis , home , honk , tehuis {zn.}
home
habitation
dwelling house
dwelling
domicile
abode
habitation
dwelling house
dwelling
domicile
abode
Niemand thuis?
Nobody at home?
Ben je thuis?
Are you home?
bejaardencentrum , bejaardenhuis , bejaardenoord , bejaardentehuis , home {zn.}
nursing home
rest home
home
rest home
home
De veerboot liep vast op een zandbank
The ferry ran aground on a sandbank
De zeehond lag op de zandbank
The seal was lying on the sandbank