Vertaling van hotel
Voorbeelden in zinsverband
Uiteindelijk bereikte hij het hotel.
He finally reached the hotel.
Mijn oom runt een hotel.
My uncle runs a hotel.
Hij bleef in het hotel.
He stayed in the hotel.
Zitten we in hetzelfde hotel?
Are we in the same hotel?
Neem een taxi naar het hotel.
Take a taxi to the hotel.
Ze is nu in het hotel.
She's at the hotel now.
Dit hotel is vorig jaar gebouwd.
This hotel was built last year.
Wat is het faxnummer van dit hotel?
What's the fax number for this hotel?
We overnachtten in een goedkoop hotel.
We spent the night in a cheap hotel.
Ik kan een goed hotel aanbevelen.
I can recommend a good hotel.
Kunt u mij een hotel aanbevelen?
Can you recommend a hotel?
Het is niet ver van het hotel.
It is not far away from the hotel.
Vroeger was hier ergens een hotel.
There used to be a hotel around here.
Ik wil naar een hotel toe gaan.
I want to go to a hotel.
Het was donker toen we het hotel bereikten.
It was dark when we reached the hotel.