Vertaling van immers

Inhoud:

Nederlands
Engels
immers, toch, wel, zeker, ook {bw.}
certainly 
indeed 
surely 
absolutely
decidedly 
definitively
immers, toch {bw.}
as
equally
every bit


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Dinsdag was het immers koud.

Tuesday was certainly cold.

Niet iedereen is immers assertief genoeg om onder eigen naam opmerkingen te maken.

After all, not everyone is assertive enough to give non-anonymous remarks.


Gerelateerd aan immers

toch - wel - zeker - ook