Vertaling van ingehouden

Inhoud:

Nederlands
Engels
aftellen, aftrekken, inhouden, korten {ww.}
to deduct
to write off
to count down

ik heb ingehouden
jij hebt ingehouden
hij/zij/het heeft ingehouden

I have deducted
you have deducted
he/she/it has deducted
» meer vervoegingen van to deduct

behelzen, bevatten, inhouden {ww.}
to contain 
to hold 
to include
to comprise

ik heb ingehouden
jij hebt ingehouden
hij/zij/het heeft ingehouden

I have contained
you have contained
he/she/it has contained
» meer vervoegingen van to contain

Zuur reageert op dingen die metaal bevatten.
Acid acts on things which contain metal.
bevatten, houden, inhouden, vervatten {ww.}
to hold 
to contain 
to admit 

ik heb ingehouden
jij hebt ingehouden
hij/zij/het heeft ingehouden

I have held
you have held
he/she/it has held
» meer vervoegingen van to hold

Die doos is te klein om al deze dingen te houden.
That box is too small to hold all these things.
Laten we eens zien wie het het langst uit kan houden.
Let's see who can hold out the longest.
beheerst, ingehouden {bn.}
cool
betomen, inhouden, beheersen, intomen {ww.}
to restrain
to cumber
to encumber
to constrain

ik heb ingehouden
jij hebt ingehouden
hij/zij/het heeft ingehouden

I have restrained
you have restrained
he/she/it has restrained
» meer vervoegingen van to restrain

aftrekken, inhouden {ww.}
to recoup
to withhold
to deduct

ik heb ingehouden
jij hebt ingehouden
hij/zij/het heeft ingehouden

I have withheld
you have withheld
he/she/it has withheld
» meer vervoegingen van to withhold

inhouden {ww.}
to rein
to rule
to harness

ik heb ingehouden
jij hebt ingehouden
hij/zij/het heeft ingehouden

I have reined
you have reined
he/she/it has reined
» meer vervoegingen van to rein

behelzen, zeggen, betekenen, inhouden, omvatten, beduiden {ww.}
to imply
to mean
to entail

ik heb ingehouden
jij hebt ingehouden
hij/zij/het heeft ingehouden

I have implied
you have implied
he/she/it has implied
» meer vervoegingen van to imply


Gerelateerd aan ingehouden

aftellen - aftrekken - inhouden - korten - behelzen - bevatten - houden - vervatten - beheerst - betomen - beheersen - intomen - zeggen - betekenen - omvattenkalm - beteugelen - reduceren - doen - weergeven