Vertaling van jassen

Inhoud:

Nederlands
Engels
afpellen, jassen, schillen {ww.}
to shell 
to skin 
to peel

wij jassen
jullie jassen
zij jassen

we peel
you peel
they peel
» meer vervoegingen van to peel

jas (mv. jassen) [m], overjas [m] {zn.}
coat 
great-coat
overcoat 
Ze wilt een paarse jas.
She wants a purple coat.
Zal ik uw jas dragen?
Shall I carry your coat?
jas (mv. jassen) [m], mantel [m] {zn.}
coat 
mantle
cape 
cloak
Hangt u uw jas toch op.
Hang up your coat, please.
Ze droeg een blauwe mantel.
She was wearing a blue coat.
jas [m] (de ~) {zn.}
coat
Je hebt een dure jas gekocht.
You bought an expensive coat.
Hij maakte haar een nieuwe jas.
He made her a new coat.
jasje [o] (het ~), jas (mv. jassen) {zn.}
jacket
Ze gaf hem zijn jas.
She handed him his jacket.
Ik vind het rode jasje niet leuk.
I don't like the red jacket.
jas (mv. jassen) {zn.}
coat
pelage


Gerelateerd aan jassen

afpellen - schillen - jas - overjas - mantel - jasjekledingstuk - jas - troef - revers