Vertaling van jongetje
Inhoud:
Nederlands
Engels
jongen , boy , goof, gozer , joch , jongetje, knaap , knul , jong {zn.}
boy
male child
male child
De jongen liep weg.
The boy ran away.
Die jongen eet niet.
That boy doesn't eat.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Engels
Het jongetje draagt een bril.
The boy is wearing glasses.
Het jongetje heeft niet veel speelkameraadjes.
The boy doesn't have very many playmates.
De hond viel het jongetje aan.
The dog attacked the little boy.
Dat jongetje lijkt op zijn vader.
That boy takes after his father.
Het stoute jongetje verdwaalde en keek om zich heen.
The naughty boy got lost and looked around.
Ken je dat jongetje dat aan het huilen is?
Do you know that boy who's crying?
Ze zagen het jongetje weggedragen worden naar het ziekenhuis.
They saw the boy carried away to the hospital.
Dat is het jongetje, dat ik gisteren heb gezien.
That is the boy I saw yesterday.
Het jongetje lag in zijn bed te slapen.
The little boy was asleep in his bed.