Vertaling van justificeren
Inhoud:
Nederlands
Engels
rechtvaardigen, billijken, goedpraten, justifiëren, justificeren, rechtigen, vergoelijken, verantwoorden, wettigen {ww.}
to answer for
to account
to account
wij justificeren
jullie justificeren
zij justificeren
we account
you account
they account
» meer vervoegingen van to account