Vertaling van kan
ewer
caravansary
caravanserai
caravan inn
to be able to
to be able to
ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
I may
you may
he/she/it may
» meer vervoegingen van to may
to tin
to put up
ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
I can
you can
he/she/it can
» meer vervoegingen van to can
to tin
to put up
ik kan
jij kan
hij/zij/het kan
I can
you can
he/she/it can
» meer vervoegingen van to can
Voorbeelden in zinsverband
Hij kan snel zwemmen.
He can swim fast.
Waar kan ik bellen?
Where can I do a phone call?
Hij kan Frans spreken.
He can speak French.
Kan ik later terugbellen?
May I call later?
Ik kan niet zwemmen.
I can't swim.
Kan ik dit eten?
Can I eat this?
Ik kan het.
I can do it.
Niemand kan hem begrijpen.
Nobody can understand him.
Ik kan skiën.
I'm able to ski.
Tom kan niet tennissen.
Tom can't play tennis.
Ik kan niks bedenken.
I can't think of anything.
Ik kan Chopin spelen.
I can play Chopin.
Niemand kan hem overtreffen.
Nobody can surpass him.
Mary kan zwemmen.
Mary can swim.
Bob kan koken.
Bob can cook.