Vertaling van kanen

Inhoud:

Nederlands
Engels
gaffelen, kanen, nassen, bikken {ww.}
to tuck away
to tuck in
to put away
buitenkans [m] (de ~), buitenkansje, kaan (mv. kanen) {zn.}
windfall
gravy
manna from heaven
gold rush
godsend
bunce
boom
bonanza
kaan (mv. kanen), kaantje [o] (het ~) {zn.}
greaves
crackling


Gerelateerd aan kanen

gaffelen - nassen - bikken - buitenkans - buitenkansje - kaan - kaantjemaaltijden - kans - deel