Vertaling van kind
kid
kid
youngster
tyke
tike
tiddler
small fry
shaver
nipper
nestling
minor
fry
Voorbeelden in zinsverband
Het kind schilderde bloemen.
The child painted flowers.
Ik ben enig kind.
I am an only child.
Het kind is vies.
The child is dirty.
Een kind heeft liefde nodig.
A child needs love.
Het kind telde er tien.
The child counted ten.
Ze is maar een kind.
She's just a child.
Hij is een verwend kind.
He is a spoiled child.
Ik ben geen kind meer.
I am no longer a child.
Tom is een verwend kind.
Tom is a spoiled child.
Tom is geen lui kind.
Tom is not a lazy child.
Je bent niet langer gewoon een kind.
You are no longer a mere child.
Ze zochten allemaal naar het vermiste kind.
They all searched for the lost child.
Ze zochten allen naar het vermiste kind.
They all looked for the lost child.
Hij gedraagt zich als een kind.
He behaves like a child.
Kind, raak niet aan de spiegel!
Kid, don't touch the mirror!