Vertaling van koken
wij koken
jullie koken
zij koken
we cook
you cook
they cook
» meer vervoegingen van to cook
wij koken
jullie koken
zij koken
we boil
you boil
they boil
» meer vervoegingen van to boil
wij koken
jullie koken
zij koken
we cook
you cook
they cook
» meer vervoegingen van to cook
wij koken
jullie koken
zij koken
we boil
you boil
they boil
» meer vervoegingen van to boil
wij koken
jullie koken
zij koken
we boil
you boil
they boil
» meer vervoegingen van to boil
wij koken
jullie koken
zij koken
we boil
you boil
they boil
» meer vervoegingen van to boil
wij koken
jullie koken
zij koken
we boil
you boil
they boil
» meer vervoegingen van to boil
preparation
cookery
Voorbeelden in zinsverband
Bob kan koken.
Bob can cook.
Hij wil leren koken.
He wants to learn how to cook.
Ik kan niet koken.
I don't know how to cook.
Ik zag u koken.
I saw you cooking.
Mijn hobby is koken.
My hobby is to cook.
Ik ben aan het koken.
I am cooking now.
Heb jij leren koken ofzo?
Have you learned cooking or anything?
Je moet misschien water laten koken.
You may need to boil water.
Wat zijn jullie aan het koken?
What are you cooking?
Mijn moeder is bezig het avondeten te koken.
My mother is busy cooking supper.
Ik wist niet dat ge zo goed kondt koken.
I did not know that you could cook so well.
Ik ben gewoon om voor mezelf te koken.
I'm used to cooking for myself.
Ik wist niet dat ge zo goed kondt koken.
I didn't know you could cook so well.
Ik ben niet van plan om voor twintig man te koken.
I'm not willing to cook dinner for twenty people.
Ik zet meestal de afzuigkap aan tijdens het koken.
I usually turn on the hood when cooking.