Vertaling van kort

Inhoud:

Nederlands
Engels
kort, kortstondig {bn.}
brief 
short 
beknopt, bondig, kernachtig, kort, summier, zakelijk {bn.}
concise 
brief 
kort {bn.}
short
aftellen, aftrekken, inhouden, korten {ww.}
to deduct
to write off
to count down

ik kort
jij kort
hij/zij/het kort

I deduct
you deduct
he/she/it deducts
» meer vervoegingen van to deduct

afslaan, aftrekken, korten, korting geven {ww.}
to allow 
to rebate
to reduce 
to discount 

ik kort
jij kort
hij/zij/het kort

I allow
you allow
he/she/it allows
» meer vervoegingen van to allow

kortstondig, kortdurend, kort {bn.}
short
inkorten, bekorten, verkorten, korten {ww.}
to trim down
to trim
to trim back
to reduce
to cut down
to cut back
to cut
to bring down

ik kort
jij kort
hij/zij/het kort

I trim
you trim
he/she/it trims
» meer vervoegingen van to trim

korten {ww.}
to cut in

Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Ik ben erg kort.

I'm very short.

Ze heeft kort haar.

She has short hair.

Het leven is kort.

Life is short.

Maak het kort.

Let's make it brief.

Tom heeft een kort lontje.

Tom has a short fuse.

Kort haar vind ik leuk.

I like short hair.

Haar haar is heel kort.

Her hair is very short.

Hij liet zijn haar kort knippen.

He had his hair cut short.

Het leven van Mozart was heel kort.

Mozart's life was very short.

Het leven is te kort om Duits te leren.

Life is too short to learn German.

Mijn moeder was tot voor kort in het ziekenhuis.

My mother has been in the hospital until recently.

Mijn moeder heeft mijn haar te kort geknipt.

My mother cut my hair too short.

De kunst is lang, het leven is kort.

Art is long, life is short.

Hij heeft twee potloden; het ene is lang en het andere kort.

He has two pencils; one is long and the other short.

De hond die het kind had gebeten werd kort nadien gevangen.

The dog that bit the child was caught soon after.