Vertaling van kwaad
ik spreek kwaad
jij spreekt kwaad
hij/zij/het spreekt kwaad
I backbite
you backbite
he/she/it backbites
» meer vervoegingen van to backbite
ik spreek kwaad
jij spreekt kwaad
hij/zij/het spreekt kwaad
I gossip
you gossip
he/she/it gossips
» meer vervoegingen van to gossip
enraged
furious
infuriated
maddened
wickedness
sin
bad luck
Voorbeelden in zinsverband
Zij werd kwaad.
She got angry.
Ben je kwaad?
Are you mad?
Hij werd kwaad.
He got angry.
Ben je kwaad?
Are you angry?
Mijn oom is kwaad.
My uncle is angry.
Wat maakte haar zo kwaad?
What made her so angry?
De Britse regering was kwaad.
The British government was angry.
Spreek niet kwaad van anderen.
Don't speak ill of others.
Ze dacht aan geen kwaad.
She thought no harm.
Uw broer is erg kwaad.
Your brother is very angry.
Hij was te kwaad om te spreken.
He was too angry to speak.
Geld is de wortel van alle kwaad.
Money is the root of all evil.
Hij zou geen vlieg kwaad doen.
He wouldn't hurt a fly.
Ik denk dat hij kwaad is.
I think he's angry.
Hij heeft de neiging kwaad te worden.
He is inclined to get mad.