Vertaling van lachen
wij lachen
jullie lachen
zij lachen
we laugh
you laugh
they laugh
» meer vervoegingen van to laugh
to express mirth
to express joy
wij lachen
jullie lachen
zij lachen
we laugh
you laugh
they laugh
» meer vervoegingen van to laugh
Voorbeelden in zinsverband
Hij barstte in lachen uit.
He burst into laughter.
Hij doet niks dan lachen.
He does nothing but laugh.
Ik zou niet moeten lachen.
I shouldn't be laughing.
Ik kon niet stoppen met lachen.
I could not stop laughing.
Dat bracht me aan het lachen.
That made me laugh.
Ze begonnen allemaal tegelijkertijd te lachen.
All at once they began to laugh.
Hij eerlijk? Laat me niet lachen!
Him, honest? What a joke!
Ik zei dat alleen maar om te lachen.
It was just a joke.
De mens is het enige dier dat kan lachen.
Man is the only animal that can laugh.
Mensen lachen me altijd uit wanneer ze er achter komen, dat ik kleurenblind ben.
People always make fun of me when they find out I'm colorblind.
Ik kon het niet helpen te lachen toen ik hem zag.
I could not help laughing when I saw him.
Een Fransman bijvoorbeeld kan misschien moeilijk lachen om een Russische grap.
A Frenchman, for instance, might find it hard to laugh at a Russian joke.
Maar even serieus, om aflevering 21 moest ik zowat huilen van het lachen.
Seriously though, episode 21 made me almost cry while laughing.