Vertaling van leugen

Inhoud:

Nederlands
Engels
onwaarheid [v], leugen {zn.}
lie 
falsehood
Dat was een leugen.
That was a lie.
Dit was een leugen.
This was a lie.
leugen [m] (de ~), onwaarheid [v] (de ~) {zn.}
inaccuracy
onwaarheid [v], leugen {zn.}
untruth


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Dat was een leugen.

That was a lie.

Dit was een leugen.

This was a lie.

Hij heeft nog nooit een leugen verteld.

He has never told a lie.

Hij vertelt een nieuwe leugen om de voorafgaande te verdoezelen.

He tells a new lie to cover up those that came before.

Hij zei dat hij de kamer niet binnen geweest was: dat is een leugen.

He said he hadn't been inside the room. That is a lie.

Zij kan zonder blikken of blozen de meest schandalige leugen vertellen.

She can tell the most outrageous lie without batting an eye.


Gerelateerd aan leugen

onwaarheidverzinsel