Vertaling van luid

Inhoud:

Nederlands
Engels
hardop, luid {bw.}
loudly 
aloud 
luid, hard {bn.}
loud
hard, luid {bn.}
loud 
aflopen, beieren, galmen, kleppen, luiden, schalmen, overgaan {ww.}
to toll
to ring 
to sound 
to clang
to peal

ik luid

I toll
» meer vervoegingen van to toll

Voor wie luiden de klokken?
For whom do the bells toll?
bellen, aanbellen, luiden, schellen {ww.}
to toll
to ring the bell
to give a ring

ik luid

I toll
» meer vervoegingen van to toll

luiden {ww.}
to say 
to read 

ik luid

luiden {ww.}
to say
to read

ik luid

beieren, bommen, luiden {ww.}
to ring
to peal

ik luid

I ring
» meer vervoegingen van to ring

luien, luiden {ww.}
to ring
to knell

ik luid

I ring
» meer vervoegingen van to ring



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Het is te luid.

It's too loud.

Ze spreekt luid.

She speaks loudly.

De radio is te luid.

The radio is too loud.

Tijdens zijn slaap snurkte hij luid.

He snored loudly during his sleep.

Je mag hier niet zo luid spreken.

You must not speak so loudly here.

Ik sprak luid, zodat iedereen me kon verstaan.

I spoke loudly so that everyone could hear me.

Hij werd wakker door luid geklop op de deur.

A loud knocking at the door woke him up.

De radio staat te luid. Kunt ge hem niet wat stiller zetten?

The radio is too loud. Can't you turn it down a little?


Gerelateerd aan luid

hardop - hard - aflopen - beieren - galmen - kleppen - luiden - schalmen - overgaan - bellen - aanbellen - schellen - bommen - luienbehelzen - uitklinken - verroeren