Vertaling van maandag
mon
Voorbeelden in zinsverband
Het is maandag.
It's Monday.
Vandaag is het maandag.
Today is Monday.
Vandaag is het maandag.
Today, it's Monday.
Vandaag is het maandag.
It's Monday today.
Na zondag komt maandag.
After Sunday comes Monday.
Op maandag is hij altijd thuis.
He's always at home on Mondays.
Het sneeuwde van maandag tot vrijdag.
It snowed from Monday to Friday.
Op maandag is hij altijd thuis.
On Mondays, he's always at home.
Maandag is zeker niet mijn favoriete dag in de week.
Monday definitely isn't my favourite day of the week.
Ze is vaak te laat op school op maandag.
She is often late for school on Mondays.
Ik werkte op zondag, dus ik had maandag vrij.
I worked on Sunday, so I had Monday off.
Het ticket is geldig tot en met maandag.
The ticket is good through Monday.