Vertaling van maar
Voorbeelden in zinsverband
Reken maar uit.
Do the math.
Maar ik wil niet.
But I don't want to.
Maar mensen zijn verschillend.
But human beings are different.
Geen woorden, maar daden.
It is better to do well than to say well.
Geloof me maar gewoon.
Just take my word for it.
Ik heb maar een mond, maar wel twee oren.
I only have one mouth, but I have two ears.
Gaat u maar zitten waar u maar wilt.
Sit wherever you like.
U kunt maar beter weggaan.
You'd better leave now.
We zijn maar eenmaal jong.
You are only young once.
Nee, maar ik speel tennis.
No, but I play tennis.
Het is maar een grapje.
It is nothing but a joke.
Maar die mogelijkheid lijkt onwaarschijnlijk.
But the possibility seems unlikely.
Maar ik heb geen geld.
But I don't have money.
Ik zeg het alleen maar!
I'm just saying!
Ik heb maar een wens.
I have but one wish.