Vertaling van mauwen
Inhoud:
Nederlands
Engels
zeuren, griepen, lazeren, meieren, mekken, mieren, neuzelen, zaniken, zemelen, zemelknopen, zieken, mauwen, mekkeren, reutelen, zeiken, emmeren, zeveren, malen, zagen, piepen {ww.}
to nag
to peck
to hen-peck
to peck
to hen-peck
zij mauwen
they nag
» meer vervoegingen van to nag
miauwen, mauwen {zn.}
mew
miaul
miaow
miaou
meow
miaul
miaow
miaou
meow
De kat bleef miauwen.
The cat continued to mew.