Vertaling van meegaan
to wear
to endure
ik zal meegaan
jij zult meegaan
hij/zij/het zal meegaan
I will wear
you will wear
he/she/it will wear
» meer vervoegingen van to wear
ik zal meegaan
jij zult meegaan
hij/zij/het zal meegaan
I will accompany
you will accompany
he/she/it will accompany
» meer vervoegingen van to accompany
ik zal meegaan
jij zult meegaan
hij/zij/het zal meegaan
I will agree
you will agree
he/she/it will agree
» meer vervoegingen van to agree
Voorbeelden in zinsverband
Ik wil met je meegaan.
I want to go with you.
Moet ik met je meegaan?
Should I go with you?
Ik zou graag met je meegaan.
I'd like to go with you.
Hij zou dolgraag met u meegaan.
He is anxious to go with you.
Ik wou dat ik met haar had kunnen meegaan.
I wish I could have gone with her.
Ik kan niet met je meegaan omdat ik het erg druk heb.
I can't go with you because I'm very busy.
Toen de twee meisjes aan John hun gevoelens kenbaar maakten, wist hij niet met welk meisje hij moest meegaan.
When both girls told John they had feelings for him, he was in a quandary as to which girl he should be with.