Vertaling van meet

Inhoud:

Nederlands
Engels
meten, afmeten, opmeten, opnemen, roeien, uitmeten {ww.}
to measure 

ik meet
jij meet
hij/zij/het meet

I measure
you measure
he/she/it measures
» meer vervoegingen van to measure

meten {ww.}
to measure 

ik meet
jij meet
hij/zij/het meet

I measure
you measure
he/she/it measures
» meer vervoegingen van to measure

berekenen, meten {ww.}
to meter 
to compute 

ik meet
jij meet
hij/zij/het meet

I compute
you compute
he/she/it computes
» meer vervoegingen van to compute

finish [m] (de ~), aankomst, aankomstlijn, meet [m] (de ~), krijtstreep [m] (de ~), eindstreep [m] (de ~) {zn.}
finishing line
finish line
opmeten, uitmeten, meten, opnemen {ww.}
to take on
to meet
to play
to encounter

ik meet
jij meet
hij/zij/het meet

I meet
you meet
he/she/it meets
» meer vervoegingen van to meet

rivaliseren, vechten, meten, wedijveren {ww.}
to contend
to vie
to compete

ik meet
jij meet
hij/zij/het meet

I contend
you contend
he/she/it contends
» meer vervoegingen van to contend

meten {ww.}
to measure

ik meet
jij meet
hij/zij/het meet

I measure
you measure
he/she/it measures
» meer vervoegingen van to measure