Vertaling van meier

Inhoud:

Nederlands
Engels
rentmeester [m], intendant, meier, opzichter, zaalchef {zn.}
intendent
commissioner
superintendant
agent 
steward
kletsen, lullen, meieren, ouwehoeren, snateren, wauwelen, zemelen {ww.}
to waffle 
drost [m] (de ~), baljuw [m] (de ~), drossaard, landdrost, meier, schout [m] (de ~) {zn.}
bailiff
honderdje [o] (het ~), meier, snip [m] (de ~) {zn.}
pony
zeuren, griepen, lazeren, meieren, mekken, mieren, neuzelen, zaniken, zemelen, zemelknopen, zieken, mauwen, mekkeren, reutelen, zeiken, emmeren, zeveren, malen, zagen, piepen {ww.}
to nag
to peck
to hen-peck

ik meier