Vertaling van mijn
Voorbeelden in zinsverband
Mijn fout.
My mistake.
Mijn ouders kennen mijn vriendin.
My parents know my girlfriend.
Mijn thuis is mijn kasteel.
My home is my castle.
Mijn vader repareerde mijn oude horloge.
My father repaired my old watch.
Mijn tante was blij met mijn succes.
My aunt was pleased with my success.
Mijn zoon kwam naar mijn kamer.
My son came to my room.
Hij is mijn broer, niet mijn vader.
He is my brother, not my father.
Mijn computer is mijn beste vriend.
My computer is my best friend.
Mijn natte kleren plakten tegen mijn lichaam.
My wet clothes clung to my body.
Mijn vader houdt van mijn moeder.
My father loves my mother.
Mijn zus is ouder dan mijn broer.
My sister is older than my brother.
Ik liet mijn broer mijn fiets repareren.
I had my brother repair my bicycle.
Mijn naam is Henry.
My name is Henry.
Mijn opa was boer.
My grandfather was a farmer.
Ik zoek mijn vrienden.
I am looking for my friends.