Vertaling van moment
social occasion
social function
function
affair
minute
second
mo
bit
minute
second
instant
Voorbeelden in zinsverband
Een aardbeving kan elk moment gebeuren.
An earthquake can happen at any time.
We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.
Both of us began to smile almost at the same time.
Op dat moment was ik nog wakker.
At that time, I was still awake.
Mag ik je een moment storen?
May I bother you for a moment?
Aardbevingen kunnen zich op elk moment voordoen.
Earthquakes may occur at any moment.
Heb je het druk op het moment?
Are you busy right now?
Ik ben iemand die leeft bij het moment.
I'm a person who lives for the moment.
Het gebouw is op het moment in aanbouw.
The building is under construction.
Ik ben op dit moment op de campus.
I'm on campus at the moment.
Op dit moment ben ik een bier aan het drinken.
I'm drinking a beer right now.
Ze is op dit moment in het ziekenhuis.
She is in hospital now.
Het grootste probleem van het moment is werkloosheid.
The biggest problem of the hour is unemployment.
Mijn vader is niet thuis op het moment.
My dad is not at home for the moment.
Dit is het beslissende moment. Het is nu of nooit.
This is the key point. It's now or never.
We hebben het op het moment erg druk.
We're very busy just now.