Vertaling van naar
Inhoud:
Nederlands
Engels
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Engels
Tom knipoogde naar Mary.
Tom winked at Mary.
Kom naar hier!
Come over!
Kijk eens naar dit.
Take a look at this.
Ik moet naar bed.
I have to go to bed.
Ga naar school.
Go to school.
Sawako wil naar Frankrijk.
Sawako wants to go to France.
Ze ging naar Ibaragi.
She went to Ibaragi.
Ik wil naar huis.
I want to go home.
Naar waar gaan we?
Where are we going?
Hij vertrok naar Parijs.
He set off to Paris.
Zij keken naar elkaar.
They looked at each other.
Tom verlangde naar wraak.
Tom wanted revenge.
Je ruikt naar kak.
You smell like shit.
Ga terug naar huis.
Go back home.
Ze wees naar hem.
She pointed at him.