Vertaling van nauwelijks
Voorbeelden in zinsverband
Hij kan nauwelijks lezen.
He can barely read.
Het regent nauwelijks.
It's hardly raining at all.
Ik kan u nauwelijks horen.
I can hardly hear you.
Tom kon nauwelijks verstaan wat Mary zei.
Tom could hardly understand what Mary said.
Ik heb nauwelijks nog wat geld over.
I have hardly any money left.
Ik kon nauwelijks zien wie wie was.
I could hardly tell who was who.
Hij kan nauwelijks zijn naam schrijven.
He can scarcely write his name.
Er is nauwelijks koffie over in de pot.
There's hardly any coffee left in the pot.
Tom was nauwelijks nog in leven toen we hem vonden.
Tom was barely alive when we found him.
De sneltrein reed zo snel voorbij, dat we hem nauwelijks zagen.
The express train went by so fast that we hardly saw it.
De sneltrein reed zo snel voorbij, dat we hem nauwelijks zagen.
The express train went by so fast we hardly saw it.
Hij werd zo arm geboren dat hij nauwelijks naar school geweest is.
He was born so poor that he received hardly any school education.
Mario is zo ziek dat hij zich nauwelijks nog kan bewegen.
Mario is so sick that he barely can move.