Vertaling van ongelijk
Inhoud:
Nederlands
Engels
hobbelig, oneffen, ongelijk {bn.}
bumpy
ongelijk {zn.}
wrong
wrongfulness
wrongfulness
Had ik ongelijk?
Was I wrong?
Hij heeft niet geheel ongelijk.
He is not altogether wrong.
ongelijk {bn.}
unequal
oneffen, ongelijk {bn.}
bumpy
onregelmatig, atactisch, incidenteel, intercurrent, irregulier, ongelijk, ongeregeld {bn.}
atactic
ataxic
ataxic
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Engels
Had ik ongelijk?
Was I wrong?
Hij heeft niet geheel ongelijk.
He is not altogether wrong.