Vertaling van opa

Inhoud:

Nederlands
Engels
opa [m] {zn.}
grandpa
granddad
Toen ik klein was, kwamen opa en oma nog om op te passen. 's Avonds op bed las oma me voor. Of opa vertelde een verhaal.
When I was little, grandpa and grandma would come to baby-sit. At night in bed grandma would read to me. Or grandpa would tell a story.
opa [m] (de ~) {zn.}
grandfather
grandpa
granddaddy
granddad
grandad
gramps
Opa spreekt heel traag.
Grandfather speaks very slowly.
Waar woont je opa?
Where does your grandfather live?
grootvader [m], opa [m], bestevaar {zn.}
grandfather 
Tom is mijn grootvader.
Tom is my grandfather.
Mijn opa was boer.
My grandfather was a farmer.
grootvader [m] (de ~), grootpapa, opa [m] (de ~) {zn.}
grandfather
grandpa
granddaddy
granddad
grandad
gramps
Opa is verkouden.
Grandfather has caught a cold.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Mijn opa was boer.

My grandfather was a farmer.

Opa is verkouden.

Grandfather has caught a cold.

Waar woont je opa?

Where does your grandfather live?

Opa spreekt heel traag.

Grandfather speaks very slowly.

Mijn opa houdt van wandelen.

My grandfather likes to walk.

Ik zag mijn opa vorige week.

I saw my grandfather last week.

Toen ik klein was, kwamen opa en oma nog om op te passen. 's Avonds op bed las oma me voor. Of opa vertelde een verhaal.

When I was little, grandpa and grandma would come to baby-sit. At night in bed grandma would read to me. Or grandpa would tell a story.


Gerelateerd aan opa

synoniemen

grootvader - bestevaar - grootpapa

verwante termen

man - oudeheer