Vertaling van opbreken
Inhoud:
Nederlands
Engels
opbreken {ww.}
to take apart
to dismantle
to break up
to disassemble
to break apart
to dismantle
to break up
to disassemble
to break apart
ik zal opbreken
jij zult opbreken
hij/zij/het zal opbreken
I will dismantle
you will dismantle
he/she/it will dismantle
» meer vervoegingen van to dismantle
afbreken, opbreken, opheffen, staken, stelpen, stoppen, stopzetten {ww.}
ik zal opbreken
jij zult opbreken
hij/zij/het zal opbreken
I will stop
you will stop
he/she/it will stop
» meer vervoegingen van to stop
Ik kan het bloeden niet stelpen.
I cannot stop the bleeding.
Je moet stoppen met drinken.
You should stop drinking.
opbreken {ww.}
to fragmentize
to fragment
to fragmentise
to break up
to fragment
to fragmentise
to break up
afnokken, aftaaien, moven, nokken, opdonderen, opduvelen, opflikkeren, ophoepelen, opkramen, opkrassen, oplazeren, opmieteren, oprotten, oprukken, opsodemieteren, vertrekken, wegwezen, gaan, heengaan, weggaan, opstappen, opbreken {ww.}
to leave
to go forth
to go away
to go forth
to go away
ik zal opbreken
jij zult opbreken
hij/zij/het zal opbreken
I will leave
you will leave
he/she/it will leave
» meer vervoegingen van to leave
Laten we weggaan.
Let's leave.
We gaan morgen vertrekken.
We are going to leave tomorrow.