Vertaling van oplossen

Inhoud:

Nederlands
Engels
oplossen {ww.}
to solve 
to settle 
to resolve 
to dissolve 

ik zal oplossen
jij zult oplossen
hij/zij/het zal oplossen

I will solve
you will solve
he/she/it will solve
» meer vervoegingen van to solve

Niemand kan dit probleem oplossen.
Nobody can solve this problem.
Heb je het probleem kunnen oplossen?
Could you solve the problem?
opgelost worden, oplossen {ww.}
to dissolve 

ik zal oplossen
jij zult oplossen
hij/zij/het zal oplossen

I will dissolve
you will dissolve
he/she/it will dissolve
» meer vervoegingen van to dissolve

oplossen {ww.}
to dissolve

ik zal oplossen
jij zult oplossen
hij/zij/het zal oplossen

I will dissolve
you will dissolve
he/she/it will dissolve
» meer vervoegingen van to dissolve

oplossen {ww.}
to infer
to deduct
to derive
to deduce

ik zal oplossen
jij zult oplossen
hij/zij/het zal oplossen

I will infer
you will infer
he/she/it will infer
» meer vervoegingen van to infer

oplossen {ww.}
to spread out
to dissipate
to scatter
to disperse

ik zal oplossen
jij zult oplossen
hij/zij/het zal oplossen

I will dissipate
you will dissipate
he/she/it will dissipate
» meer vervoegingen van to dissipate

komen, oplossen {ww.}
to settle
to decide
to resolve
to adjudicate

ik zal oplossen
jij zult oplossen
hij/zij/het zal oplossen

I will settle
you will settle
he/she/it will settle
» meer vervoegingen van to settle

resolveren, oplossen {ww.}
to dissolve
to resolve
to break up

ik zal oplossen
jij zult oplossen
hij/zij/het zal oplossen

I will dissolve
you will dissolve
he/she/it will dissolve
» meer vervoegingen van to dissolve



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Niemand kan dit probleem oplossen.

Nobody can solve this problem.

Dick probeerde het probleem tevergeefs te oplossen.

Dick tried in vain to solve the problem.

Dick probeerde het probleem tevergeefs te oplossen.

Dick tried to solve the problem in vain.

Hij kon het probleem gemakkelijk oplossen.

He was able to solve the problem with ease.

Hij kon het probleem gemakkelijk oplossen.

It was easy for him to solve the problem.

Hij kon het probleem gemakkelijk oplossen.

He was easily able to solve the problem.

Hoe ga je dit probleem oplossen?

How are you going to solve this problem?

Heb je het probleem kunnen oplossen?

Could you solve the problem?

En we weten dat de regering niet alle problemen kan oplossen.

And we know the government can't solve every problem.

Het is duidelijk dat de Amerikanen hun eigen probleem niet eens kunnen oplossen, dus hoe kunnen ze zichzelf bekwaam achten voor het aanpakken van problemen in de rest van de wereld?

It is clear that the Americans can't even solve their own problems, so how can they possibly think themselves capable of dealing with the rest of the world's problems?


Gerelateerd aan oplossen

opgelost worden - komen - resolverenveranderen - berekenen - uiteengaan - bereiken - mêleren