Vertaling van opschieten
ik zal opschieten
jij zult opschieten
hij/zij/het zal opschieten
I will advance
you will advance
he/she/it will advance
» meer vervoegingen van to advance
to coil
ik zal opschieten
jij zult opschieten
hij/zij/het zal opschieten
I will coil
you will coil
he/she/it will coil
» meer vervoegingen van to coil
to rush
to look sharp
to hasten
to festinate
ik zal opschieten
jij zult opschieten
hij/zij/het zal opschieten
I will hurry
you will hurry
he/she/it will hurry
» meer vervoegingen van to hurry
Voorbeelden in zinsverband
Ik kan niet met hem opschieten.
I can't get along with him.
Ik kan goed met hem opschieten.
I get on with him well
Laten we opschieten om de bus te halen.
Let's hurry so we can catch the bus.
Hij kan met niemand opschieten in het kantoor.
He doesn't get along with anybody in the office.
Je kan maar beter opschieten, of je mist de trein.
You'd better hurry, or you'll miss the train.