Vertaling van opsplitsen

Inhoud:

Nederlands
Engels
afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen {ww.}
to share 
to separate 
to divide 

ik zal opsplitsen
jij zult opsplitsen
hij/zij/het zal opsplitsen

I will share
you will share
he/she/it will share
» meer vervoegingen van to share

Tom houdt er niet van om te delen.
Tom doesn't like to share.
Je moet je werk met anderen delen.
You must share your work with others.
opsplitsen {ww.}
to split up
to split
to separate
to divide
to dissever
to carve up

ik zal opsplitsen
jij zult opsplitsen
hij/zij/het zal opsplitsen

I will split
you will split
he/she/it will split
» meer vervoegingen van to split



Gerelateerd aan opsplitsen

afbreken - delen - splitsen - verdelenverdelen