Vertaling van oud-

Inhoud:

Nederlands
Engels
ex-, gewezen, oud-, voormalig, vroeger
ex-
former 
oud {bn.}
aged
old 
adellijk, benauwd, goor, gortig, muf, oud, oudbakken, smoezelig {bn.}
stale
bejaard, oud {bn.}
old 
venerable
aged
oud {bn.}
old 
venerable
bejaard, oud {bn.}
old 


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Hoe oud is hij?

How old is he?

Hij is oud.

He is old.

Hoe oud bent u?

How old are you?

Hij wordt oud.

He is getting old.

We zijn even oud.

We're of an age.

Ik ben al oud.

I am already old.

Hoe oud bent u?

What is your age?

Mijn ouders zijn oud.

My parents are old.

Hij was heel oud.

He was very old.

Hoe oud bent u?

What's your age?

"Hoe oud is ze?" "Ze is twaalf jaar oud."

"How old is she?" "She is twelve years old."

Hoe oud is je vader?

How old is your father?

Ik ben achttien jaar oud.

I am eighteen years old.

Jong geleerd is oud gedaan.

What is learned in the cradle is carried to the tomb.

Tom is niet oud genoeg.

Tom is not old enough.


Gerelateerd aan oud-

ex- - gewezen - voormalig - vroeger - oud - adellijk - benauwd - goor - gortig - muf - oudbakken - smoezelig - bejaard