Vertaling van pijp

Inhoud:

Nederlands
Engels
pijp [v], tabakspijp [v] {zn.}
pipe 
Hij zat daar een pijp te roken.
He sat there smoking a pipe.
baar [v], paal, pijp, roede, schacht, spijl, stang {zn.}
stave
spar
staff 
stake 
shaft
handle 
bar 
rod 
pole
pijp [m] (de ~), broekspijp [m] (de ~) {zn.}
leg
pijp [m] (de ~), tabakspijp, pijpje [o] (het ~) {zn.}
pipe
tobacco pipe
buis [v], kanaal [o], loop [m], pijp [v], roer [o], steel [m] {zn.}
stem 
pipe 
tube 
barrel 
De plant heeft een ondergrondse steel.
The plant has an underground stem.
buis [m] (de ~), pijp [m] (de ~), kanaal [o] (het ~), pijpje [o] (het ~) {zn.}
tubing
tube
orgelpijp [m] (de ~), pijp {zn.}
pipe
pipework
organ pipe
pijpbeen, pijp {zn.}
os longum
long bone
afzuigen, pijpen {ww.}
to blow
to fellate
to go down on
to suck

ik pijp

I blow
» meer vervoegingen van to blow


Gerelateerd aan pijp

tabakspijp - baar - paal - roede - schacht - spijl - stang - broekspijp - pijpje - buis - kanaal - loop - roer - steel - orgelpijpdeel - buis - voorwerp - bot - klaarmaken - knie - mondstuk - pijnappelklier