Vertaling van plant
plant life
flora
ik plant
jij plant
hij/zij/het plant
I plant
you plant
he/she/it plants
» meer vervoegingen van to plant
jij plant
hij/zij/het plant
you plan
he/she/it plans
» meer vervoegingen van to plan
jij plant
hij/zij/het plant
you project
he/she/it projects
» meer vervoegingen van to project
ik plant
jij plant
hij/zij/het plant
I cultivate
you cultivate
he/she/it cultivates
» meer vervoegingen van to cultivate
to implant
to engraft
to imbed
to embed
ik plant
jij plant
hij/zij/het plant
I plant
you plant
he/she/it plants
» meer vervoegingen van to plant
to put down
to set down
ik plant
to design
to plan
to project
jij plant
hij/zij/het plant
you contrive
he/she/it contrives
» meer vervoegingen van to contrive
Voorbeelden in zinsverband
Plant deze zaden voordat de zomer begint.
Plant these seeds before summer sets in.
De plant heeft een ondergrondse steel.
The plant has an underground stem.
Ik wil een plant aan mama geven.
I want to give mum a plant.
Ik wil een plant aan mama geven.
I want to give Mom a plant.