Vertaling van praat
ik praat
jij praat
hij/zij/het praat
I chat
you chat
he/she/it chats
» meer vervoegingen van to chat
ik praat
jij praat
hij/zij/het praat
I speak
you speak
he/she/it speaks
» meer vervoegingen van to speak
to talk
ik praat
jij praat
hij/zij/het praat
I speak
you speak
he/she/it speaks
» meer vervoegingen van to speak
to backbite
ik praat
jij praat
hij/zij/het praat
I backbite
you backbite
he/she/it backbites
» meer vervoegingen van to backbite
Voorbeelden in zinsverband
Je praat teveel.
You talk too much.
Meg praat veel.
Meg talks a lot.
Niemand praat met me.
Nobody speaks to me.
Praat niet zo tegen hem.
Don't speak to him like that.
Praat niet zo snel, alstublieft.
Don't speak so fast, please.
Praat niet in de leesruimte.
Don't talk in the reading room.
Je praat alsof je de baas bent.
You talk as if you were the boss.
Praat niet met een volle mond.
Don't speak with your mouth full.
Tom kreeg zijn auto niet aan de praat.
Tom couldn't get his car started.
Ik wil niet dat Tom tegen Mary praat.
I don't want Tom to talk to Mary.
Die jongen praat alsof hij een volwassene is.
That boy speaks as if he were an adult.
Tom kreeg zijn auto niet aan de praat.
Tom couldn't get his car to start.
Tom praat niet echt veel over zijn problemen.
Tom doesn't really talk about his problems much.
He praat zo hard dat hij ons in de problemen gaat brengen.
He's talking so loudly that we're going to get in trouble.
Het aantal muffins dat je krijgt, zal omgekeerd evenredig zijn aan het aantal keer dat je op IRC praat.
The number of muffins that you'll receive will be inversely proportional to the number of times you talk on IRC.