Vertaling van praktisch
Inhoud:
Nederlands
Engels
praktisch {bw.}
in practice
efficiënt, doelgericht, doelmatig, praktisch, gericht, functioneel {bn.}
addressed
pragmatisch, praktisch, prozaïsch, koel, nuchter, realistisch, reëel, zakelijk {bn.}
reasonable
sensible
sensible
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Engels
Zijn idee is praktisch.
His idea is practical.
Uw ideeën zijn amper praktisch.
Your ideas are hardly practical.