Vertaling van prijs

Inhoud:

Nederlands
Engels
prijs {zn.}
price 
Iedereen heeft zijn prijs.
Everyone has his price.
De prijs is juist.
The price is right.
premie [v], prijs {zn.}
prize 
reward 
bounty
award 
premium
Ieder van hen kreeg een prijs.
Each of them was given a prize.
Hij won vorige week de prijs.
He won the prize last week.
prijs {zn.}
reward
prijs [m] (de ~) {zn.}
price
toll
cost
Is die prijs inclusief BTW?
Does that price include tax?
Ze werden het eens over de prijs.
They agreed on a price.
prijs [m] (de ~) {zn.}
prize
award
Ik kon de eerste prijs winnen.
I was able to win the first prize.
Ze pochte met het winnen van de eerste prijs.
She boasted of having won the first prize.
prijs {zn.}
prize
award
Het meisje kreeg een prijs voor goed gedrag.
The girl was given a prize for good conduct.
prijzen {ww.}
to price 

ik prijs

I price
» meer vervoegingen van to price

loven, prijzen, roemen, verheerlijken {ww.}
to commend 
to glorify
to laud
to praise 
to extol
to honor

ik prijs

I commend
» meer vervoegingen van to commend

lof toezwaaien, loven, prijzen, roemen {ww.}
to commend 
to laud
to praise 
to applaud 

ik prijs

I commend
» meer vervoegingen van to commend

prijskaartje [o] (het ~), prijs, prijsje [o] (het ~) {zn.}
price tag
"Nee," antwoordde de winkelier. "Ik meen het. U heeft het prijskaartje gezien."
"No," the shopkeeper replied. "I'm quite serious. You saw the price tag."
prijzen {ww.}
to price

ik prijs

I price
» meer vervoegingen van to price

prijzen, loven, roemen, zegenen {ww.}
to praise

ik prijs

I praise
» meer vervoegingen van to praise



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Iedereen heeft zijn prijs.

Everyone has his price.

De prijs is juist.

The price is right.

Is die prijs inclusief BTW?

Does that price include tax?

Ieder van hen kreeg een prijs.

Each of them was given a prize.

Ik kon de eerste prijs winnen.

I was able to win the first prize.

Ze werden het eens over de prijs.

They agreed on a price.

Hij won vorige week de prijs.

He won the prize last week.

Hij sprong niet hoog genoeg om een prijs te winnen.

He didn't jump high enough to win a prize.

Ik streed met hem om de eerste prijs.

I competed with him for the first prize.

Ik heb deze jurk voor een lage prijs gekocht.

I bought this dress at a low price.

Het lijkt dat hij de eerste prijs zal winnen.

It appears that he will win first prize.

Ze pochte met het winnen van de eerste prijs.

She boasted of having won the first prize.

De prijs van dit boek is met de helft verlaagd.

The price of this book has been reduced by half.

Kan je de prijs een beetje laten zakken?

Could you reduce the price a little?

Het meisje kreeg een prijs voor goed gedrag.

The girl was given a prize for good conduct.


Gerelateerd aan prijs

premie - prijzen - loven - roemen - verheerlijken - lof toezwaaien - prijskaartje - prijsje - zegenenbeloning - bedrag - kaart - voorzien - uiten